vrijdag 19 juli 2013

cd Leagues - You Belong Here

Leagues - You Belong Here 
Bron: Krenten uit de pop Maandag 15 juli 2013


Het Amerikaanse muziektijdschrift Paste Magazine zaagt inmiddels al een aantal jaren aan de poten van de grote Amerikaanse tijdschriften als Rolling Stone en Billboard. Met succes volgens mij, want Paste weet in tegenstelling tot de grote broers steeds vaker de aandacht te trekken. Ik was onlangs bijzonder gecharmeerd van de lijst met de beste platen van de eerste helft van 2013 (waarom niet?). In deze lijst trof ik persoonlijke favorieten als Phosphorescent, Mikal Cronin, Cayucas en Kurt Vile, maar ook platen die ik nog niet heb besproken (Josh Ritter, Thao, Foxygen, Deerhunter en Frightened Rabbit; een aantal keren zeker nog terug op deze BLOG) en zelfs een plaat waarvan ik nog nooit gehoord had. Die laatste plaat, You Belong Here van Leagues, heb ik inmiddels stevig omarmd en reken ik tot de grote verrassingen van 2013. Leagues heeft een voorman die ik goed ken. Thad Cockrell leek een jaar of tien geleden uit te groeien tot de smaakmakers van de singer-songwriters in het alt-country segment en werd direct gezien als grote concurrent van de op dat moment nog vrijwel onaantastbare Ryan Adams. Thad Cockrell brak ondanks een geweldige plaat echter niet door naar een groot publiek en keert pas vele jaren later terug met Leagues. Alt-country liefhebbers die nu enthousiast opveren moet ik direct teleurstellen, want Leagues heeft helemaal niets te maken met het solowerk van Thad Cockrell. De eerste songs op You Belong Here vallen op door heerlijke funky gitaarloopjes en nogal hoge vocalen. Het zijn songs die me eerst aan Talking Heads deden denken en vervolgens aan Franz Ferdinand; namen waarvoor je je als band niet hoeft te schamen. Het uit Nashville afkomstige Leagues houdt niet de hele tijd vast aan funky gitaren en songs die nauwelijks te weerstaan zijn. Na een aantal tracks worden de gitaren wat steviger, winnen de keyboards aan terrein en begeeft Leagues zich op het terrein van de indie-rock. Ook dat gaat het trio uit Nashville, dat opvallend genoeg zelfs geen vleugje country in haar muziek verwerkt, behoorlijk goed af. Leagues maakt op You Belong Here muziek die bijzonder lekker in het gehoor ligt, maar het is muziek die op één of andere manier ook alternatief en interessant blijft. Leagues schuift in een aantal tracks bijna op richting de mainstream van een band als Maroon 5 (en in 1 of 2 tracks zelfs Electric Light Orchestra), maar net als het mis lijkt te gaan volgt een onverwachte wending, waardoor You Belong Here blijft overtuigen. You Belong Here van Leagues is een plaat die lastig is te plaatsen. Het is dan ook niet zo gek dat tot dusver zo ongeveer alleen Paste Magazine de plaat de hemel in heeft geprezen, maar ze hebben wel gelijk. You Belong Here is een heerlijke plaat voor de zomer, maar het is ook een plaat die genoeg te bieden heeft wanneer het buiten koud en donker is en je net wat minder vatbaar bent voor genadeloos funky gitaren.  Dan pas hoor je immers hoe knap de plaat is geproduceerd, hoe goed Cockrell zingt en hoe fraai het gitaarwerk is. Leagues is absoluut een band voor de grote festivals, maar You Belong Here is zeker ook een plaat die tot in de kleinste details moet worden beluisterd. Mijn conclusie na vele luisterbeurten? Wereldplaat. Uit dank neem ik onmiddellijk een abonnement op Paste Magazine. Erwin Zijleman

Het is nauwelijks te geloven, maar You Belong Here van Leagues is niet eenvoudig te krijgen in de Nederlandse platenzaak, waardoor je vooralsnog bent aangewezen op aanbieders als Amazon (http://www.amazon.com/music/dp/B00AKYCUWC).


donderdag 11 juli 2013

cd The Pines - Dark So Gold

The Pines - Dark So Gold


Bron: Krenten uit de pop 02 januari 2013

Onlangs wees een lezer van deze BLOG (Leen bedankt) me op Dark So Gold van The Pines. Ik bleek de plaat al een hele tijd in huis te hebben, maar door het enorme aanbod werd ook dit er een die tussen wal en schip viel. Ten onrechte, want Dark So Gold van The Pines is absoluut een krent uit de pop. Dark So Gold is al de vierde plaat van de band uit Minneapolis, Minnesota, en van de vorige drie heb ik er zeker twee gemist (Sparrows In The Bell uit 2007 heb ik wel in de kast staan, maar of ik hem ooit goed beluisterd heb vraag ik me af). Laat ik niet te lang stil staan bij de eerste drie platen van The Pines, want Dark So Gold is volgens de critici met afstand de beste plaat van de band. Op hun vierde plaat maken The Pines donkere en melancholische muziek die het vooral uitstekend doet op de late avond. De spil van The Pines wordt gevormd door Benson Ramsey en David Huckfelt. Beiden beschikken over een prachtig warm en emotievol stemgeluid dat alle toch al zo mooie songs op Dark So Gold naar een nog hoger plan tilt. Benson Ramsey is de zoon van de legendarische rootsmuzikant Bo Ramsey, die de plaat deels produceerde. Het is een knappe productie waarin de muziek van The Pines een wat mysterieus geluid krijgt dat me persoonlijk wel wat doet denken aan de producties van Daniel Lanois. Dark So Gold bevat voornamelijk ingetogen folksongs die in eerste instantie bestaan uit warm klinkende akoestische gitaren en de al eerder genoemde prachtstemmen van Benson Ramsey en David Huckfelt. Piano, keyboards en flarden elektrische gitaar geven de plaat vervolgens een sfeervol maar ook donker geluid. Het is een geluid met een beeldend karakter dat je steeds weer mee weet te slepen, waardoor de songs op Dark So Gold langzaam maar zeker allemaal onmisbaar worden. The Pines maken muziek die al vele decennia wordt gemaakt en doen zeker niet hun best om op te vallen. Omdat de puzzelstukjes op een net wat andere manier in elkaar vallen dan we in dit genre gewend zijn, doet de band dat echter wel. En op behoorlijk indrukwekkende wijze moet ik zeggen. Dark So Gold van The Pines herinnert zoals gezegd aan de muziek van Daniel Lanois, maar doet me op een of andere manier ook steeds aan Bob Dylan denken, vooral vanwege de vocalen. Het is muziek die zich maar heel langzaam opdringt, maar als je eenmaal voorzichtig wordt gegrepen door de mooie en stemmige muziek van The Pines is er al snel geen houden meer aan. Ik hoop van harte dat 2013 heel veel prachtige rootsmuziek gaat opleveren, maar vandaag sta ik nog even stil bij een van de over het hoofd geziene parels van 2012: Dark So Gold van The Pines. Echt zeer warm aanbevolen aan een ieder met een rootshart. Erwin Zijleman



maandag 8 juli 2013

cd John Murry - The Graceless Age

John Murry - The Graceless Age 

Bron: Krenten uit de pop zaterdag 6 juli 2013


In de categorie onbekend of miskend rootstalent deze week aandacht voor één van de beste rootsplaten van de laatste jaren: The Graceless Age van John Murry. Reden voor deze (betrekkelijk late) aandacht is de recente reissue van de plaat, die vorig jaar bij de release nauwelijks aandacht wist te trekken, maar in de maanden erna eigenlijk alleen maar met superlatieven werd bejubeld. John Murry is een muzikant uit Tupelo, Mississippi, die een jaar of zeven geleden, samen met Bob Frank, een inmiddels onbetwist meesterwerk maakte. World Without End van Bob Frank en John Murry is een plaat vol folky murder ballads van een bijna angstaanjagende schoonheid. Ik heb de plaat er recent weer eens bij gepakt en was meteen weer in de ban van een van de mooiste rootsplaten van 2006 en tevens één van de donkerste platen die ik in de kast heb staan. De afgelopen jaren werd John Murry gevangen gehouden door een ernstige drugsverslaving, maar vorig jaar slaagde hij er toch in om weer een plaat te maken, The Graceless Age. Murry’s drugverslaving staat centraal op de onlangs opnieuw uitgebrachte plaat en het zal daarom niemand verbazen dat ook The Graceless Age weer een donkere en bij vlagen zelfs gitzwarte plaat is. Net als op World Without End levert het een plaat van een bijna beangstigende schoonheid op. The Graceless Age is een plaat die het daglicht nauwelijks kan verdragen en daar moet je tegen kunnen. Alleen al door de donkere en emotievolle stem van John Murry heeft de plaat een bijna sinistere sfeer en ook de instrumentatie op de plaat draagt bij aan het onheilspellende karakter van The Graceless Age. De  muziek van John Murry past in het hokje Americana, met een hoofdrol voor country en vooral folk, en doet in eerste instantie wat sober aan. Schijn bedriegt. Murry heeft de in eerste instantie door de inmiddels overleden Tim Mooney (American Music Club, Sun Kil Moon) geproduceerde plaat in een tweede sessie in Memphis voorzien van flink wat extra geluiden en instrumenten, waardoor er van alles gebeurt op de plaat. In eerste instantie vond ik de toegevoegde samples en geluiden alleen maar storend, maar uiteindelijk geven ze de plaat een unieke sfeer en extra zeggingskracht. John Murry is op zich geen groot zanger, maar het is wel een zanger die je kan raken. Bij mij slaagt Murry, die heel af en toen wel wat doet denken aan Springsteen op zijn sobere en donkere platen, hier uitstekend in en de kracht van zijn muziek neemt nog steeds alleen maar toe. The Graceless Age bevat een aantal hele lange tracks, waaronder een track van ruim 10 minuten. Ondanks het feit dat de muziek van Murry soms wat voort lijkt te kabbelen verveelt The Graceless Age geen minuut, ook niet wanneer je de plaat twee of drie keer achter elkaar beluistert; een zeldzame kwaliteit. Iedereen die The Graceless Age een jaar geleden niet heeft opgepikt, moet het inmiddels al bijna een jaar zonder deze prachtplaat doen, maar krijgt op de reissue wel een aantal bonustracks cadeau. Het zijn tracks die niet onder doen voor de tracks op het eerste deel van de plaat, waardoor The Graceless Age eigenlijk alleen maar mooier is geworden. Het blijft absoluut een plaat waar je tegen moet kunnen en waarvan veel mensen moeten leren houden, maar als je er tegen kunt of er van hebt leren houden, is dit een plaat die een plekje verdient tussen de parels in de platenkast. Net als de plaat die Murry een paar jaar geleden maakte met Bob Frank. Erwin Zijleman





donderdag 4 juli 2013

cd Angus Stone - Broken Brights

Angus Stone - Broken Brights 

Bron: Krenten uit de pop vrijdag 20 juli 2012

Vlak na de fraaie tweede soloplaat van Julia Stone, komt ook broerlief Angus met zijn eerste soloplaat op de proppen. Het is overigens niet de eerste keer dat Angus muziek maakt zonder zus Julia, want met zijn hobbyband Lady Of The Sunshine bracht hij een paar jaar geleden al eens een prima plaat uit. Ook met zijn eerste soloplaat Broken Brights maakt Angus Stone indruk. Broken Brights is een betrekkelijk sobere plaat met voornamelijk akoestische bluesy folksongs met hier en daar een vleugje country. Het zijn over het algemeen lekkere lome en dromerige songs die een licht bedwelmende uitwerking hebben. Gelukkig kleurt Angus niet uitsluitend tussen de lijntjes. Een enkele keer wordt stevig van leer getrokken op een scheurende elektrische gitaar of een aangenaam zeurend orgel, maar ook voor verleidelijke accenten met blazers of zelfs voorzichtige beats is Angus Stone niet bang. Broken Brights is hierdoor een plaat die je afwisselend lekker weg laat dromen en ruw wakker schudt; van verveling is geen moment sprake, van betovering des te meer. De muziek van Angus Stone is stevig geïnspireerd door de psychedelische folkrock uit de late jaren 60 en vroege jaren 70, maar Angus Stone maakt op Broken Brights zeker geen retro folkrock en doet hier en daar ook wel wat aan Elliott Smith denken en sluit bovendien aan bij de betere alt-country uit de jaren 90. Ook de vergelijking met Neil Young dringt zich een enkele maal op, maar op het overgrote deel van de plaat is Angus Stone toch vooral zichzelf. Vergeleken met de donkere soloplaten van zijn zus klinkt Broken Brights van Angus Stone behoorlijk puur en down to earth, maar na een aantal keer horen weet ook deze plaat je absoluut te verleiden, waarbij steeds meer van de betrekkelijk sobere en eenvoudige songs over een dubbele bodem blijken te beschikken of gewoonweg diep ontroeren. Net als bijvoorbeeld The Tallest Man On Earth slaagt Angus Stone er in om met beperkte middelen een maximaal effect te bereiken, waardoor Broken Brights nog wat verder meer kleur krijgt en verder groeit. Broer en zus Stone zijn met zijn tweeën misschien op zijn best, maar ook de soloplaten van het tweetal had ik niet willen missen. In plaats van één geweldige Angus & Julia Stone plaat krijgen we er nu in een jaar tijd vier. Ik kan er echt niet over klagen. Erwin Zijleman 






cd Bell X1 - Chop Chop

Bell X1 - Chop Chop
Bron: Krenten uit de pop dinsdag 2 juli 2013
Bell X1 schijnt in Ierland bijna net zo populair te zijn als U2, maar buiten de eigen landsgrenzen scoort de band, die in een vorig leven Damien Rice als zanger had, beduidend minder goed. Zelf kan ik tot dusver weinig hoogte krijgen van Bell X1. Toen ik de band een jaar of tien geleden ontdekte maakten de Ieren muziek met vooral rootsinvloeden (en was het Mumford & Sons eigenlijk een paar jaar voor), maar toen ik een paar jaar later het redelijk succesvolle Blue Lights On The Runway beluisterde klonk Bell X1 opeens als een veelzijdige popband die meer new wave invloeden dan rootsinvloeden in haar muziek verwerkte. Op het twee jaar geleden verschenen Bloodless Coup had Bell X1 de invloeden van met name Talking Heads weer verruild voor U2 en leverde het een groots klinkende plaat af die klaar was voor de stadions. Ik krijg door alle stijlwisselingen misschien maar weinig hoogte van Bell X1, maar kan wel concluderen dat de Ieren tot dusver alleen maar goede platen afleveren. Dat geldt ook weer voor het onlangs verschenen Chop Chop. Chop Chop klinkt uiteraard weer totaal anders dan zijn voorgangers en is, zeker vergeleken met het behoorlijk stevige en bombastische Bloodless Coup, een vrij ingetogen en stemmige plaat. Chop Chop wordt tot dusver vooral vergeleken met het werk van Coldplay, maar dat hoor ik er geen moment in. De stuk voor stuk bejubelde platen van Elbow zijn als je het mij vraagt veel relevanter vergelijkingsmateriaal, waardoor de lat voor Bell X1 opeens wel erg hoog ligt, mede omdat ook het vleugje Talking Heads niet verdwenen is. De band steekt op haar nieuwe plaat echter in een uitstekende vorm en weet de grote hoogte moeiteloos te slechten. Chop Chop bevat negen tracks en het zijn negen tracks van wereldklasse. Mede dankzij de productionele vaardigheden van Peter Katis (The National) klinkt de plaat, waarop de elektronica van de voorganger is verruild voor een grotendeels akoestisch palet, werkelijk fantastisch. Zeker in de ingetogen en wat experimentele tracks ligt de vergelijking met Elbow zeer voor de hand, maar ook als Bell X1 kiest voor een wat toegankelijker en grootser geluid is het niveau angstig hoog. Chop Chop verleidt door het experimentele karakter wat minder makkelijk dan zijn voorgangers, maar is hierdoor ook een plaat die nog lang nieuwe dingen laat horen en hierdoor voorlopig nog wel even doorgroeit. De fraaie instrumentatie en de overtuigende vocalen zetten op Chop Chop de toon, maar het zijn de geweldige songs die Chop Chop uiteindelijk naar grote hoogten tillen. In Ierland is Bell X1 U2 weer wat dichter genaderd. In Nederland moet de band met haar beste plaat tot dusver eindelijk maar eens de erkenning krijgen die het inmiddels al een jaar of tien verdient. Erwin Zijleman





cd Deap Vally - Sistrionix

Deap Vally - Sistrionix 

 Bron: Krenten uit de pop woensdag 3 juli 2013


Deap Vally is een uit twee vrouwen bestaand duo uit Los Angeles, dat met Sistrionix een buitengewoon opvallend debuut heeft afgeleverd. Julie Edwards en Lindsay Troy zijn nog piepjong en zijn zo te horen opgegroeid op een streng dieet van Led Zeppelin, The White Stripes en The Black Keys. Van Led Zeppelin hebben de twee de meedogenloze riffs overgenomen, van The White Stripes de aanstekelijk rammelende popsongs en van The Black Keys de flinke dosis blues. Het levert een rauwe en aanstekelijke plaat op die aankomt als een mokerslag. Ik was op voorhand bang dat Deap Vally wat flets zou afsteken ten opzichte van de grote voorbeelden, maar daarvan is geen sprake. De muziek van Deap Vally is rauw, smerig, doorleefd en authentiek en houdt zich met gemak staande. Vrouwen en rauwe muziek met invloeden uit de blues, garagerock en hardrock  is tot dusver geen gelukkige combinatie, maar bij beluistering van Sistrionix van Deap Vally zit je op het puntje van je stoel. Het gitaarwerk en drumwerk op de plaat zijn fantastisch, maar ook in vocaal opzicht maakt Deap Vally indruk. Julie Edwards en Lindsay Troy beschikken allebei over een behoorlijk rauwe strot, maar ze weten elkaar in vocaal opzicht ook nog eens te versterken en beschikken bovendien over een behoorlijke dosis soul, waarbij vooral leadzangeres Lindsay Troy flink wat indruk maakt en zo af en toe de hoogtijdagen van Mother’s Finest laat herleven. Sistrionix doet meer dan eens denken aan de nog redelijk recente platen van The White Stripes en The Black Keys, maar de muziek van Deap Vally staat dichter bij de jaren 70. De combinatie van 70s hardrock en eigentijdser klinkende bluesy garagerock blijkt fantastisch uit te pakken, mede door de geweldige productie die Sistrionix lekker vol laat klinken. Na de eerste, bijzonder positieve, indrukken bleef bij mij de angst dat het debuut van Deap Vally snel zou gaan vervelen, maar ook die angst bleek ongegrond. Deap Vally uit Los Angeles heeft een rauwe en sprankelende plaat afgeleverd die afwijkt van bijna alle andere releases van het moment en hierdoor wat extra aandacht verdient. Nu Led Zeppelin en The White Stripes definitief tot het verleden behoren, Mother’s Finest al lang is vergeten en The Black Keys langzaam maar zeker opschuiven richting mainstream bestaat flink wat behoefte aan nieuwe helden in het genre van de bluesy en soulvolle garagerock. Julie Edwards en Lindsay Troy van Deap Vally zouden zomaar eens deze helden kunnen zijn. Hun keihard binnen komende debuut Sistrionix is er in ieder geval goed genoeg voor. Ga dat horen dus. Erwin Zijleman


dinsdag 2 juli 2013

cd Mavis Staples - One True Vine

Mavis Staples - One True Vine
 
 
Bron: Krenten uit de pop zondag 23 Juni 2013
 

Mavis Staples debuteerde aan het eind van de jaren 50 als lid van de roemruchte Staple Singers en bracht in 1969 haar eerste soloplaat uit. Tijdens haar inmiddels al zo’n 55 jaar durende carrière is Mavis Staples niet altijd even productief geweest, maar sinds ze in 2007 tekende voor het Anti label brengt ze weer met enige regelmaat platen uit. Voor het in 2007 verschenen We’ll Never Turn Back wist Staples niemand minder dan Ry Cooder als producer te strikken, terwijl voor het in 2010 verschenen You’re Not Alone Jeff Tweedy plaats nam achter de knoppen. De samenwerking met de Wilco voorman beviel kennelijk goed, want ook het deze week verschenen One True Vine werd weer geproduceerd door Jeff Tweedy. One True Vine ligt in het verlengde van zijn voorganger, maar is net iets donkerder. Ook op haar nieuwe plaat gaat Mavis Staples weer aan de slag met invloeden uit de country, soul, blues, funk en natuurlijk invloeden uit de gospel, die Mavis Staples al als heel klein meisje met de paplepel kreeg ingegoten. Jeff Tweedy heeft One True Vine zoals gezegd voorzien van een net wat donkerder en soberder geluid (met diepere baslijnen en donkere gitaarloopjes), zodat de plaat nog net wat meer moet vertrouwen op de geweldige vocalen van Mavis Staples. Dat is geen probleem. Mavis Staples is inmiddels weliswaar behoorlijk op leeftijd (ze wordt volgende maand 74), maar ze beschikt nog altijd over een geweldige soulstem. One True Vine is hierdoor een plaat waarvan je alleen maar kunt houden, zeker wanneer je een zwak hebt voor doorleefde soul en gospel. Ook deze keer is gekozen voor een serie covers, traditionals en nieuwe songs, waarvan dit keer vooral songs van Low, Nick Lowe, Funkadelic (heerlijk funky) en Jeff Tweedy opvallen. One True Vine is aan de ene kant een tijdloze soul en gospel plaat, maar ook dit keer is Jeff Tweedy er in geslaagd om de muziek van Mavis Staples een eigen kleur te geven, bijvoorbeeld door op subtiele wijze invloeden uit de alternatieve country toe te voegen. One True Vine is uiteindelijk een plaat waarvan jonge soulzangeressen alleen maar kunnen dromen. Mavis Staple zingt met zoveel meer passie en doorleving en tilt iedere song die ze aanpakt naar een hoger plan. Ik had na You’re Not Alone de hoop dat Mavis Staples zou overstappen naar een producer die weer een hele andere kant van de gospeldiva zou bloot leggen, maar na beluistering van One True Vine kun je alleen maar concluderen dat het een geweldig idee is geweest om weer met Jeff Tweedy de studio in te duiken. Prachtplaat. Op naar de volgende. Erwin Zijleman