donderdag 28 februari 2013

Achtergrond: Speciaal platenzaak Sounds Venlo




Eens onder de aandacht brengen:
Platenzaak Sounds in Venlo,

waar ik samen met mijn muziekmaatje André regelmatig een bezoekje probeer te brengen. Vanuit Eindhoven in de trein met een lijstje favoriete platen die ik graag wil beluisteren. Op 5 minuten lopen van het station is de winkel. Eerst rondneuzen in de diverse bakken en dan een stapeltje cd's klaarleggen om dan een paar uurtjes te vertoeven met de hoofdtelefoon op. Tja en dan een keuze maken welke titels mee terug naar huis gaan. Een heerlijk relaxte sfeer en met medewerkers die muziekliefhebbers zijn. Waaar vind je dat nog in Nederland?




Geschiedenis:
Al sinds de opening is Sounds een baken van smaak en feilloze muziekkennis. Voordat Geert Driessen en Leo Hagens in 1984 Sounds oprichten, werken ze al tien jaar samen in een muziekwinkel.  Al is die benaming misschien iets te veel eer voor een zaak waar de LP’s ergens in een hoekje, tussen de wasmachines en de strijkijzers, staan weggemoffeld. Wanneer Hagens dan ook nog eens wordt ontslagen, besluiten de twee collega’s hun droom waar te maken:  in een bescheiden pand (Koninginnesingel) beginnen ze Sounds, een platenzaak waar opkomende genres als punk en heavy metal de ruime aandacht krijgen die ze verdienen. Driessen: “Ons eerste pand was echt superklein.  Zo’n 60m2, tot aan de nok toe volgestouwd.”



Ondanks de bescheiden omvang weet Driessen voor de opening een legendarische naam te strikken. “Die dag was er ook een bluesfestival in Panningen waar Bo Didley zou optreden. Toevallig lag onze winkel toen letterlijk op de weg van zijn hotel naar dat festival. Ik heb toen naar zijn hotel gebeld, in de hoop dat ik zijn manager misschien zou kunnen overtuigen.” Na een aantal pogingen nam Didley zelf op. De twee jaar geleden overleden legende, stemde vrijwel direct toe. “Uiteindelijk is hij zo’n twee uur gebleven, hij vond het hartstikke leuk.” Achter de kassa hangt nog steeds een foto van Driessen, Hagens en Didley als bewijs van die memorabele opening.


De Toekomst:Het mag dan slecht gaan met de platenzaken, Driessen benadrukt dat Sounds nog steeds veel cd’s verkoopt. “Dat we zo langzamerhand de enige speciaalzaak in de wijde omtrek zijn, werkt in dat opzicht zeker in ons voordeel. Bullit in Eindhoven is gestopt, net als Music Plus in Maastricht. Veel van hun klanten komen nu naar ons.” Ook de ligging van Venlo, vlak naast het Ruhrgebied, vergroot het afzetmarkt aanzienlijk. “Op zaterdag staat het hier vaak vol met Duitsers. We verkopen daarom ook veel schlagermuziek. Die muziek is in Duitsland echt ongelofelijk populair en wij zijn niet te beroerd onze Duitse bezoekers in hun smaak te faciliteren.”


Een opmerkelijke maar ook verheugdende verschuiving ziet Driessen in het koopgedrag van jongeren. Die hebben vinyl herontdekt, en dat is te merken aan de verkoopcijfers. Inmiddels kopen jongeren bij Sounds meer platen dan cd’s. Driessen, zelf ook fan van vinyl, vindt het mooi om te zien dat jonge mensen nu weer teruggaan naar de LP.  “Vinyl heeft een eigen karakter, het klinkt warmer het is mooier. Het is ook tof om te zien dat jonge mensen niet alleen actuele releases kopen, maar vaak juist ook veel werk van eind jaren zestig, begin jaren zeventig. Bands als Cream en Led Zeppelin worden hier nog steeds geregeld verkocht.”



Toch kan ook Sounds niet om de gevolgen van het downloadtijdperk heen. Door anders te werk te gaan en andere keuzes te maken, ziet Driessen de toekomst echter nog steeds vol vertrouwen tegemoet. “We hebben net ons huurcontract voor vijf jaar verlengd. Ik geloof namelijk echt dat er altijd mensen zullen blijven die een winkel willen binnenlopen, daar tussen de bakken willen snuffelen en een product willen kunnen vasthouden.” Om te overleven, moet Sounds met de tijd meegaan. Een moeilijk proces, aldus Driessen. “Want hoe speel je in op de ontwikkeling dat mensen tegenwoordig downloaden. Hoe vang je de tijdsgeest? Dat is gewoon supermoeilijk.”

Sounds probeert met de Luisterpost, een actuele topvijf van het personeel en regelmatig instore-optredens relevant te blijven voor zoveel mogelijk mensen. “Het is wel frustrerend dat wanneer speciaalzaken als de onze verdwijnen, het ook echt is gebeurd. Er staat niemand meer klaar om het van ons over te nemen." Driessen doet het samen met zijn collega's echter nog steeds met veel plezier, en met succes. "Ik merk ik dat, net als vroeger, het succes vooral afhankelijk is van je eigen passie. Wij zijn gewoon allemaal enorme liefhebbers, dat stralen we uit en dat voelen de mensen ook als ze bij ons naar binnenstappen. Wij houden van muziek. Dat is onze grootste kracht.”




Sounds feiten:

Opgericht in 1984, aan de Parade in Venlo met een totaal winkeloppervlak van maar liefst 800 vierkante meter. 100.000 titels op cd/dvd en 50.000 titels op vinyl op voorraad.


Sounds Podium:

De bijna wekelijkse zaterdagmiddag-instores zijn inmiddels bekend in en ver buiten Venlo.
Moke, Mariza, Ellen te Damme, Spinvis
, Claw Boys Claw, Paladins, Chip Taylor, Gerard van maasakkers, Arno Adams, Venice en vele bekende en minder bekende goden hebben reeds voor onvergetelijke optredens gezorgd op ons podium.


bronvermelding: Interview 3voor12.vpro.nl

dinsdag 26 februari 2013

live-set: The Civil Wars



Adele might have put it best when she said, "The Civil Wars are the BEST live band I have EVER seen". We hope you enjoy this special New Orleans performance of folk-country-Americana with this Grammy winning duo - John Paul White and Joy Williams.

follow us for updates @liveset, or subscribe to our channel.

Produced by Rachel Puckett and Ross Hinkle for Liveset.
Audio recorded and mixed by The Music Shed.
Shot by The Deltree.
Edited and graded by Ross Hinkle.

Special thanks to Joy, John Paul, Nate and Travis.

live-set: The Lumineers


The Lumineers performed a live, intimate session with Liveset from @thecajunboy's house in the lower garden district of New Orleans. The Lumineers played, Liveset filmed, Brett cooked, and we all retired to his back porch after the show to relax and hear stories from the road.

Produced by Ross Hinkle, Rachel Puckett and Ben Lavender for Liveset.
Shot by Hunter Holder.
Bottlerocket mics provided by Tyler Barth at Blue Mic.
With special thanks to Wes, Jer, and Neyla, Hank and Brett

cd The Lumineers - The Lumineers

The Lumineers - The Lumineers


Bron: Krenten uit de Pop 24 Februari 2013

Vorige week kwam ik tijdens het zappen toevallig terecht bij de show rond de uitreiking van de Grammys. Toen ik na een paar minuten verveeld weg wilde zappen, kwamen The Lumineers op het podium. Ik heb een aantal minuten met open mond gekeken en vervolgens was ik om. Het vorig jaar verschenen titelloze debuut van de band uit Denver, Colorado, kwam onmiddellijk van de stapel en is vervolgens niet meer uit de cd speler van mijn auto gekomen. The Lumineers maken op hun debuut opzwepende akoestische folkpop die is gegoten in buitengewoon aanstekelijke songs. De instrumentatie op de plaat is behoorlijk traditioneel en wordt gecombineerd met werkelijk fantastische zang. Op het eerste gehoor doet het wel wat denken aan de muziek van Mumford & Sons, maar uiteindelijk hoor ik toch vooral verschillen. Alle songs op het debuut van The Lumineers zijn samengesteld uit dezelfde bouwstenen. De basis bestaat uit ingetogen akoestische klanken waarin afwisselend gitaren, banjo’s, violen, cello’s en piano’s opduiken. De akoestische basis wordt in veel songs voorzien van een wat minder ingetogen percussie, hier en daar aangevuld met handgeklap. Deze enerverende instrumentatie wordt vervolgens gecombineerd met de prachtige vocalen van de zanger van de band, die hier en daar wordt ondersteund door zijn twee mede bandgenoten. Het bovenstaande is al genoeg voor een opvallende plaat, maar The Lumineers vallen wat mij betreft pas echt op door hun geweldige songs. Het zijn aan de ene kant songs vol humor, maar ook het leed wordt niet geschuwd, waardoor het debuut van The Lumineers je heen en weer slingert tussen zeer uiteenlopende emoties. Vooral vanwege de vocalen ligt de vergelijking met Mumford & Sons wel wat voor de hand, maar in muzikaal opzicht tappen beide bands toch uit andere vaatjes. Amerikaanse folk vormt de basis van de muziek van The Lumineers en deze wordt afwisselend op traditionele en moderne wijze ingezet. Het zijn bij eerste beluistering vooral de vrolijke uptempo songs die je hart weten te winnen, maar na enige gewenning hebben ook de uiterst ingetogen en over het algemeen melancholische songs flink wat impact en juist in deze songs valt op hoe mooi de zang op de plaat is. Het debuut van The Lumineers schaar ik inmiddels onder de betere platen van 2012. Een ieder die de plaat net als ik vorig jaar gemist heeft, adviseer ik dan ook dringend om er nog eens naar te luisteren. Grote kans dat The Lumineers ook jou weten te verleiden. Erwin Zijleman




donderdag 21 februari 2013

Cd Love - Forever Changes

Love - Forever Changes
(1967)


Love, opgericht door zanger Arthur Lee, was een Amerikaanse psychedelische rockband, die vooral actief was in de tweede helft van de jaren 60. Love zou tussen 1966 en 1968 drie indertijd weinig verkochte maar erg invloedrijke en inmiddels als legendarisch bestempelde platen uitbrengen: Love, Da Capo en Forever Changes.

Forever changes wordt dankzij de unieke sound en de buitengewoon krachtige, soulvolle en angstaanjagend stem van Lee door critici en liefhebbers beschouwd als een meesterwerk, de Amerikaanse tegenhanger van Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band en het geldt hierdoor als een standaardwerk in de popgeschiedenis.

Hierna viel de band uit elkaar. Van de oorspronkelijke line-up bleef alleen Lee over, die met verschillende sessiemuzikanten nog een aantal albums op zou nemen. Eind jaren 70 hield Love op te bestaan Bij gebrek aan succes raakte hij aan lager wal. Drugsgebruik maakte van hem een paranoïde persoonlijkheid die regelmatig met de politie in aanraking kwam

Eind 1996 werd Lee, die zichzelf beschouwde als de eerste zwarte hippie, tot twaalf jaar gevangenisstraf veroordeeld vanwege illegaal wapenbezit. Hij had een buurman met een geweer bedreigd. Vanwege eerdere drugs- en geweldsvergrijpen en de Californische “Three strikes and you’re out”-wet viel de straf extra zwaar uit.

In december 2001 kwam Lee weer op vrije voeten, waarna hij met Johnny Echols uit de oorspronkelijke Love-bezetting ging toeren onder de naam Love with Arthur Lee. In augustus 2005 kwam het tot een breuk tussen Echols en Lee. In april 2006 werd duidelijk dat Lee leed aan acute leukemie, waaraan hij op 3 augustus van dat jaar overleed.

Arthur Lee, echte naam Arthur Lee Porter of Arthur Taylor Porter (Memphis (Tennessee), 7 maart 1945 - 3 augustus 2006)

cd Nick Cave & The Bad Seeds - Dig, Lazarus, Dig!!!

Nick Cave & The Bad Seeds - Dig, Lazarus, Dig!!!




Bron: enola.be 06 maart 2008

Weinig mensen komen weg met een tot op het kleinste haartje getrimde snor, gepruts met een ouija bord of een absolute wanprestatie in een de hemel ingeprezen western. Chuck Norris zou het misschien gekund hebben, maar Nick Cave heeft het gedaan, en nog wel met alledrie tegelijk. De hardest working man in showbusiness sinds James Browns heengaan - sinds Abattoir Blues/The Lyre Of Orpheus in 2004 bracht de man een liveplaat, twee soundtracks, drie cd's vol b-kantjes en rariteiten en uiteraard Grinderman uit - heeft met 'Dig!!! Lazarus Dig!!!' zijn veertiende studioalbum aan de zijde van de beste begeleidingsband this side of The E-Street Band uit, een album dat zich moeiteloos in 's mans top vijf aller tijden nestelt.

Single, titeltrack en opener 'Dig!!! Lazarus Dig!!!' is met zijn naar Grinderman of eerder nog The Birthday Party terugverwijzende blues genoegzaam bekend, en was een torenhoge verwachtingen scheppende voorbode. Niet alles wat volgt is even goed, sommige nummers zijn gewoon beter. Zo bijvoorbeeld 'Today's Lesson'. Voor een Nobelprijs zal Cave wel nooit genomineerd worden - daar is het bevoegde comité vast niet klaar voor - dat zijn teksten de toppen scheren die anderen (ook Dylan, ook Springsteen, ook Morrissey) onaangeroerd raken, is evenwel niet aan twijfel onderhevig. "Mr. Sandman has a certain appetite for Janie in response // He digs her pretty knees & that she is completely naked underneath all her clothes // He likes to congregate around the intersection of Janie's jeans // Mr. Sandman, the inseminator opens her up like a love letter", orakelt ie hier. 'Moonland' mag daarna dan wel een minder nummer zijn, de vervaarlijkheid die naast de titel ook de naar Queens Of The Stone Age neigende sfeer en uitingen als I'm not your favourite lover totaliseren, doen een mens denken dat het allemaal krèk zo bedoeld is. Zeker als daarna de oosterse dodendans 'Night Of The Lotus Eaters' volgt. Op het eerste gehoor een rustig voortkabbelend nummer, maar ach, zoveel meer dan dat.

Zelfs op momenten waarop Nick Cave niet bijster origineel is ('Albert goes West'), overstijgt hij de concurrentie moeiteloos. Na dit nummer hebben we - boer, let op uw ganzen - de zwakste helft van 'Lazarus' afgesloten. De helft waarop geen instant classic als 'We Call Upon The Author' staat. Het is een nummer dat zich meteen in de canon van Nick Cave & The Bad Seeds piloteert, muzikaal rustig maar ook weer niet is, en tekstueel de scherpste aanklacht tegen oneerlijkheid, ellende, miserie, rotzooi en Charles Bukowski sinds lang. Ook het daaropvolgende 'Hold On To Yourself' etaleert absolute schoonheid, ondersteund door de noisegitaar van Mick Harvey. Op 'Lie Down Here (& By My Girl)' klinkt Cave opvallend uptempo - dat we dát nog mogen meemaken - maar rammelen de gitaren toch aan alle kanten. De muzikanten hadden bij wijze van experiment namelijk beslist om eens elkaars materiaal te betokkelen, een gewaagde maar helaas niet geheel geslaagde bevlieging. Beter zijn de ijzersterke ballad 'Jesus Of The Moon', die los van het tekstuele zo op 'The Boatman's Call' kon, en de epische afsluiter 'More News From Nowhere', het soort nummer waar Cave na al die jaren een patent op mag claimen. Het zou niet verbazen mocht het live loeihard of gewoon niet gespeeld worden, hier klinkt het opvallend ingehouden. Daartussen zit 'Midnight Man' nog, een song die aanvankelijk (dan hebben we het over de eerste 2,7 seconden) dreigt te verzuipen tussen twee parels voor ons zwijnen, maar ook weer zijn momenten heeft en finaal, wanneer een ander zijn werk al lang to the boredom dying slowly is, zijn plaats op dit klein meesterwerkje niet gestolen heeft.

Kléin meesterwerkje lees je, en dat klopt, want er zijn redenen te bedenken waarom 'Dig!!! Lazarus Dig!!!' maar vier en geen zes sterren heeft gekregen. 't Ligt heus niet aan ons, Cave moet het zelf maar weten. Het is immers híj die 'The Boatman's Call', 'Murder Ballads' en 'No More Shall We Part' heeft gemaakt, albums die stuk voor stuk net iets beter zijn dan deze worp. Maar Nick Cave is vijftig, en dan trekken wij voor hem een fles grand cru open. Dat is wel het minste dat we terug kunnen doen.

cd Neil Young - Freedom

Neil Young - Freedom
(1989)
  

Bron : Allmusic.com

Neil Young is famous for scrapping completed albums and substituting hastily recorded ones in radically different styles. Freedom, which was a major critical and commercial comeback after a decade that had confused reviewers and fans, seemed to be a selection of the best tracks from several different unissued Young projects. First and foremost was a hard rock album like the material heard on Young's recent EP, Eldorado (released only in the Far East), several of whose tracks were repeated on Freedom. On these songs -- especially "Don't Cry," which sounded like a song about divorce, and a cover of the old Drifters hit "On Broadway" that he concluded by raving about crack -- Young played distorted electric guitar over a rhythm section in an even more raucous fashion than that heard on his Crazy Horse records. Second was a follow-up to Young's previous album, This Note's for You, which had featured a six-piece horn section. They were back on "Crime in the City" and "Someday," though these lengthy songs, each of which contained a series of seemingly unrelated, mood-setting verses, were more reminiscent of songs like Bob Dylan's "All Along the Watchtower" than of the soul standards that inspired the earlier album. Third, there were tracks that harked back to acoustic-based, country-tinged albums like Harvest and Comes a Time, including "Hangin' on a Limb" and "The Ways of Love," two songs on which Young dueted with Linda Ronstadt. There was even a trunk (or, more precisely, a drunk) song, "Too Far Gone," which dated from Young's inebriated Stars 'n Bars period in the '70s. While one might argue that this variety meant few Young fans would be completely pleased with the album, what made it all work was that Young had once again written a great bunch of songs. The romantic numbers were carefully and sincerely written. The long imagistic songs were evocative without being obvious. And bookending the album were acoustic and electric versions of one of Young's great anthems, "Rockin' in the Free World," a song that went a long way toward restoring his political reputation (which had been badly damaged when he praised President Reagan's foreign policy) by taking on hopelessness with a sense of moral outrage and explicitly condemning President Bush's domestic policy. Freedom was the album Neil Young fans knew he was capable of making, but feared he would never make again.



Tracks:
Producer
Trumpet
Sax (Baritone)
Drums
Trumpet
Sax (Alto)
Sax (Tenor)
Composer
Composer
Bass
Guest Artist, Vocals
Bass
Guitar
Composer
Guitar (Acoustic)
Composer
Composer, Guitar, Primary Artist, Producer, Vocals

woensdag 20 februari 2013

cd Bill Fay - Life Is People

Bill Fay - Life Is People

Bron: Krenten uit de Pop 25 Augustus 2012

Bill Fay is een Britse singer-songwriter die aan het eind van de jaren 60 werd getipt als het Britse antwoord op Bob Dylan en dit onderstreepte met de uitstekende single Some Good Advice. Om uiteenlopende redenen duurde het een aantal jaren voordat zijn officiële debuut verscheen, maar in 1970 lag het titelloze album van Bill Fay dan eindelijk in de winkel. De plaat wist ondanks zijn hoge niveau en de aan Bob Dylan en Nick Drake rakende muziek de obscuriteit niet te ontstijgen en hetzelfde gold eigenlijk voor het een jaar later verschenen Time Of The Last Persecution, waarop Bill Fay voorzichtig opschoof in de richting van een meer folkrock georiënteerd geluid. Laten we het achteraf bezien maar een kwestie van pieken op het verkeerde moment noemen, want met een beetje geluk en wat meer daadkracht van zijn platenmaatschappij had Bill Fay als je het mij vraagt een hele grote kunnen worden. Beide platen uit 1971 kregen onlangs gezelschap van een nieuwe plaat, Life Is People. Ik ging er tot voor kort van uit dat Life Is People afkomstig was van stoffige planken (waar een jaar of tien geleden ook Bill Fay’s nooit verschenen derde plaat Tomorrow Tomorrow and Tomorrow van af kwam), maar het blijkt een gloednieuwe plaat van een singer-songwriter die inmiddels de pensioengerechtigde leeftijd al lang bereikt moet hebben. Het tot stand komen van Life Is People is een mooi verhaal. Bill Fay mocht tot voor kort niet alleen de band Wilco en Nick Cave tot zijn fans rekenen, maar werd ook bewonderd door topproducer Joe Henry, die de platen van Bill Fay kende uit de collectie van zijn vader. Op een gegeven moment besloot Henry de stoute schoenen aan te trekken en ging hij op zoek naar de vergeten singer-songwriter uit de vroege jaren 70. Bill Fay bleek, mede door de steun van Wilco (dat een Bill Fay song heeft toegevoegd aan haar live repertoire), weer in bescheiden mate actief als muzikant en was daarom betrekkelijk eenvoudig te verleiden tot het maken van een nieuwe plaat. Henry riep hiervoor de hulp in van de Britse muzikant Matt Deighton (bekend van Oasis, Paul Weller en het helaas zwaar ondergewaardeerde Mother Earth), die uiteindelijk een prima band wist samen te stellen en bovendien Wilco’s Jeff Tweedy wist te verleiden tot een gastbijdrage. Het heeft uiteindelijk een onverwacht sterke plaat opgeleverd. Life Is People ademt weliswaar de sfeer van het verleden, maar kan ook concurreren met de vele jonge singer-songwriters die momenteel aan de oppervlakte komen. Bij beluistering van Life Is People moest ik in eerste instantie vooral denken aan Bob Dylan (die volgens mij zou tekenen voor een prachtplaat als Life Is People), maar uiteindelijk ook aan Randy Newman en zeker ook Pink Floyd (deels door de vocalen, maar vooral door het licht psychedelische en melancholische geluid op de plaat). Bill Fay heeft misschien een aantal decennia stil gezeten, maar is het schrijven van meeslepende popsongs zeker niet verleerd. Life Is People is een plaat die direct de aandacht weet te trekken, maar stijgt pas tot grote hoogten wanneer je hem meerdere malen hebt gehoord. Eenmaal ingepakt door de schoonheid van de plaat, neemt de impact van de geweldige songs van Bill Fay snel toe, al is het maar door de man’s prachtige stem en de even mooie instrumentatie. Life Is People schaart Bill Fay niet alleen onder de makers van de mooiste singer-songwriter platen van 2012, maar verschaft hem bovendien toegang tot de eregalerij van de grote singer-songwriters. Een onmisbare plaat als je het mij vraagt. Erwin Zijleman




 


donderdag 14 februari 2013

cd Paul Weller - 22 Dreams

Paul Weller - 22 Dreams


Bron: Humo 27 Juni 2008

Ambitieus, enigszins pretentieus maar niettemin uitstekend? Dat moet een nieuwe plaat van Paul Weller zijn!

'22 Dreams' - zijn negende soloplaat na zijn pioniersjaren met The Jam (punkrock) en The Style Council (Britsoul) - is eigenlijk niet geschikt voor deze druk-druk-druk-tijden. Daarvoor duurt-ie te lang - bijna zeventig minuten - en bovendien vindt Weller dat men de cd helemaal moet uitzitten. Probéér dus maar niet om '22 Dreams' in shuffle mode op de iPod te beluisteren, of een oordeel te vellen op basis van karpersprongen langs de 21 (eenentwintig!) songs over verloren liefde(s) en het voortschrijden van de tijd - yep, u mag er een concept in herkennen.
Weller werkte een vol jaar aan '22 Dreams'; het minste wat men dan als luisteraar kan terugdoen, is de plaat de tijd gunnen om te groeien. En de beloning is niet min: één van de betere cd's van het jaar tot nu toe. Zó verschillend van aard zijn de songs (zoals de wisseling van de seizoenen waarin ze opgenomen werden, daar in zijn studio in landelijk Woking in Surrey?) dat men na de eerste beluisteringen alleen maar beduusd kan achterblijven. Want wat passeert er niet allemaal: Wellers bekende, lichtjes gekartelde white man soul, latin funk, gloeiende rock, aanzetten tot freejazz, improvisaties, een torch song, electro, folk, instrumentaaltjes, een prangende pianoballade... En dan zijn we nog maar net voorbij halfweg.
Sommige nummers laten zich onmiddellijk als uitschieters aanvinken. 'Light Nights' bijvoorbeeld, het openingsnummer, dat herinneringen oproept aan de folkrock van Richard Thompson - de afsluiter heet trouwens 'Night Lights'. Of het venijnig rockende titelnummer, waarin gitaren, percussie en blazers als de eerste de beste regenboogcoalitie geen vergelijk zoeken maar de confrontatie aangaan. Of, in schril contrast, het verstilde 'Invisible': een man alleen achter zijn piano.
Andere songs hebben méér tijd nodig om te beklijven. Zoals het atmosferische, instrumentale, lichtelijk avant-gardistische 'Song for Alice' (voor Alice Coltrane, vandaar de aanwezigheid van een harp), met Robert Wyatt op trompet (hij doet dat goed). Of 'Cold Moments': afgewezen man drentelt met de handen diep in de zakken door de kille regen, maar de muziek die u hoort is zwoele latin funk. Het contrast verscherpt de troosteloosheid. Nog zo'n trage groeier is 'Echoes round the Sun' (met Noel Gallagher op piano en bas): ontregelende psychedelica, zeg maar een brok lawijt, een hete pook in uw gat. En wat gedacht van de korte, schimmige instrumental '111': Moog meets mellotron.
Mmm. Eigenlijk valt van de 21 nummers (plus het essay 'The Missing Dream') alleen het gesproken, gelukkig nauwelijks twee minuten durende 'God' danig tegen. En de overdreven kitscherige hoes.
Weller, vorige week 50 geworden, klinkt op '22 Dreams' vitaler en avontuurlijker dan ooit. Jammer dat Zijne Kregeligheid dat niet als headliner komt bewijzen op het Cactus Festival: ondanks sluitende afspraken heeft hij afgezegd, de klootzak. Hij zou niet bijtijds van een optreden in Servië (!) in Brugge raken... U zult het dus met zijn passage op 3 oktober in de AB moeten doen. En met '22 Dreams'. Neem er uw tijd voor: mooie dromen zijn er om te koesteren, in deze druk-druk-druk-tijden.

cd Duffy - Rockferry

Duffy - Rockferry


Bron: Kindamuzik 23 Maart 2008

Arme Duffy. Gelijk na het uitkomen van haar eerste cd Rockferry wordt ze al als de nieuwe Amy Winehouse betiteld. Het hoort er blijkbaar bij om in dit muziekklimaat alle Engelse zangeressen met elkaar te vergelijken. Lily Allen met Kate Nash, Duffy met Amy Winehouse en Adele met, nou ja, eigenlijk wel met allemaal. Feit is dat het lekker gaat met het vrouwelijke zangtalent uit Engeland en dat de media dan al gauw naar overeenkomsten gaat zoeken. De drieëntwintigjarige Duffy zal er dus ook aan moeten geloven.
Op haar albumhoes ziet Aimee Anne Duffy eruit als een lief meisje dat een opvallende gelijkenis met actrice Sienna Miller vertoont. Na het beluisteren van Rockferry is de eerste gedachte 'Wauw'. De tweede gedachte: 'Is die schuurpapieren, warme, oude stem van ditzelfde meisje?' Een strot die klinkt alsof de eigenaar ervan een lang leven vol sigaretten, liefdesverdriet en levenslessen gevolgd heeft. Dusty Springfield, Petula Clark, Dionne Warwick en ja, daar is ze weer, Amy Winehouse die in één stem samenkomen; wat wil een mens nog meer.
Naast de heerlijke single 'Mercy', die al een bescheiden hit in Nederland is, valt er genoeg te genieten op Rockferry. Stuk voor stuk blijven de nummers na één draaibeurt in je hoofd hangen, of het nu een rustig nummer als 'Hanging On Too Long' is, waarin een voortkabbelend couplet afgewisseld wordt met Duffy's prachtige rauwe uithalen in het refrein, of de instant klassieker 'Warwick Avenue', die niet anders dan een grote hit kan worden met het aanstekelijke refrein. Naarmate het album vordert, wordt duidelijk opgebouwd naar een climax, in de vorm van het meeslepende nummer 'Distant Dreamer'.
Duffy is een jong meisje met een oude stem die ze schijnbaar moeiteloos tot grote hoogten weet te stuwen. Ex-Suedegitarist Bernard Butler die enkele tracks meeschreef en de productie voor zijn rekening nam, heeft ervoor gezorgd dat deze plaat een vol en warm geluid uitademt.
Rockferry doet nostalgisch aan door invloeden van eerder genoemde zangeressen en is tegelijkertijd swingend door een orgel of een blazerssectie op de juiste plek, maar is vooral ontroerend en genietbaar door Duffy's mooie en krachtige stem.


cd Fleet Foxes - Fleet Foxes

 Fleet Foxes - Fleet Foxes



Bron: Humo 05 July 2008

Je hebt zo van die liedjes die je op een gezegende dag uit een open venster tegemoetwaaien en je meteen de adem afsnijden, je de pas doen inhouden of naar de remmen van je fiets doen grijpen. 'God Only Knows' is er zo eentje, 'Hope There's Someone' en 'Do I Love You' van de Ronettes ook. Arriba!-nummer-één 'White Winter Hymnal' is precies zo'n liedje.

Vijf jongens hebben zich rond een kampvuur geschaard, iemand zet een sinister kinderwijsje in, de rest valt perfect in, drums komen aangerold en we zijn vertrokken voor tweeënhalve minuut onversneden gelukzalige pop.
Fleet Foxes zijn twintigers uit Seattle met baarden en flanellen ruitjeshemden, die graag en goed - zeg maar gerust: fan-tas-tisch - zingen. Op hun debuut is geen plaats voor trieste indieballads of ironisch-ondermaatse zangpartijen, nee, veertig minuten lang tuimelen onwerkelijk mooie drie- en vierstemmige harmonieën uit de pophemel, alsof Crosby, Stills, Nash & Young en de Beach Boys besloten hebben om zich samen aan gospelpop te wagen.
Frontman Robin Pecknold steekt erboven uit: wanneer hij in het grotendeels a capella gezongen 'Oliver James' plots uithaalt, hoor - nee, voel je zijn stem trillen van emotie. Op zulke momenten doen de rillingen koerske langs onze ruggengraat.
De Foxes selecteren het fraaiste uit Britse sixtiespop, Californische folkrock en beachpop uit de vroege seventies, Byrdsiaanse country, bergfolk uit de Appalachen en zelfs middeleeuwse koorzangen, en stikken alles naadloos aaneen tot een Eigen Geluid. Hun enthousiasme voor al die geweldige muziek van vijftig, honderd, vijfhonderd jaar geleden spat werkelijk uit de speakers.
'Sun It Rises' opent met een wazige flard close harmony, maar ontpopt zich al snel als een psychedelische popsuite met een oud-Keltische (!) toets en een Fairport Convention-gitaarlijn. Overal horen we de barokke krulletjes van The Zombies en The Millenium.
In het wonderlijke 'Blue Ridge Mountains' plukt Skye Skjellset een heerlijke melodie uit zijn mandoline, fluiten dreigen in 'Your Protector', en het hypnotiserende 'Tiger Mountain Peasant Song' bárst bijkans van intensiteit, voor het bepaald hemels verdampt.
De songs zelf zijn hier en daar nog wat ongelijk van kwaliteit, maar het valt nauwelijks te geloven dat de Fleet Foxes nog zo jong zijn, dat de band nog maar twee jaar bestaat, en dat ze deze plaat hebben gefinancierd met behulp van maxed-out kredietkaarten, uitzendbaantjes en suikerooms. Wat ons betreft spelen ze nog een klasse hoger dan ander goed (en verwant) muzikantenvolk als My Morning Jacket, Band Of Horses en Grizzly Bear.
Ons advies: koop 'Fleet Foxes' op vinyl, schaf u een draagbare pick-up aan en ga in het hoge gras liggen luisteren, keer op keer op keer, tot er genoeg geruis en gekraak op de plaat staat om de songs helemaal áf te doen klinken. Daar kan geen dure vakantie op de Malediven aan tippen.






cd Wilco - The Whole Love

Wilco - The Whole Love


Bron: Krenten uit de Pop 29 September 2011

De Amerikaanse band Wilco werd 17 jaar geleden, na het jammerlijk uiteen vallen van alt-country pioniers Uncle Tupelo, opgericht door Jeff Tweedy. Sinds het in 1995 verschenen debuut van de band, A.M., heeft Wilco ons verrast met steeds weer anders klinkende platen. Op A.M. opereerde Wilco nog duidelijk in de voetsporen van Uncle Tupelo, maar die voetsporen werden verlaten op Being There (1996), Summerteeth (1999), Yankee Hotel Foxtrot (2002), A Ghost Is Born (2004), Sky Blue Sky (2007) en Wilco (The Album) uit 2009. Op deze platen werden de oorspronkelijke alt-country invloeden verruild voor respectievelijk psychedelische rockmuziek, powerpop, bijzonder experimentele muziek, net wat minder experimentele muziek, gelikte countryrock en softrock en verrassend toegankelijke pop en rock. De achtste studioplaat van Wilco, The Whole Love, slaat wederom nieuwe wegen in en klinkt weer een stuk experimenteler dan zijn twee zo toegankelijke voorgangers. Dat hoor je het duidelijkst in opener Art Of Almost; een track waarin de meest uiteenlopende invloeden zijn verwerkt, die je constant op het verkeerde been zet, met name in het begin behoorlijk op de zenuwen werkt en uiteindelijk heerlijk ontspoort. Op basis van de 7 minuten van Art Of Almost verwacht je Yankee Hotel Foxtrot deel 2, maar die hoop of vrees wordt onmiddellijk de grond in geboord door de tracks die volgen. De ene keer krijgen we een psychedelisch hoogstandje voorgeschoteld dat ook van The Doors had kunnen zijn, de volgende keer een fris Beatlesque popliedje of een lekker gruizige glamrocksong die niet zou hebben misstaan in het oeuvre van T. Rex. Wilco is gelukkig ook de rootsinvloeden die zo prominent aanwezig waren op het debuut van de band niet vergeten en durft uit te pakken met een akoestische folksong van ruim 12 minuten, die ondanks het buitengewoon sobere instrumentarium en de lange speelduur geen seconde verveelt. The Whole Love is een plaat waarop Wilco het experiment zeker niet schuwt, maar het is dit keer gelukkig een middel en geen doel (ik maak er geen geheim van dat Yankee Hotel Foxtrot zeker niet mijn favoriete Wilco plaat is). The Whole Love laat zich beluisteren als een fraaie dwarsdoorsnede uit het werk van Wilco, al is geen van de tracks een herhalingsoefening, maar zet Wilco nadrukkelijk nieuwe stappen. Het zal nog wel even duren voordat alles op zijn plek valt, maar op basis van mijn luisterervaringen gedurende de afgelopen twee weken, durf ik The Whole Love al wel een van de hoogtepunten uit het oeuvre van Wilco te noemen, hetgeen gezien de hoge kwaliteit van de meeste platen van de band een niet misselijke prestatie is. Erwin Zijleman





cd Portishead - Third

Portishead - Third


Bron: De Morgen 23 April 2008

En plots was Portishead weg. De groep die met stadsgenoten Massive Attack als grondlegger van de triphop werd beschouwd, bracht na twee buitengewone cd's nog een overbodige liveplaat uit en verdween dan weer in de anonimiteit. Zangeres Beth Gibbons nam met Rusty Man nog een soloplaat op, maar de rest van de groep deed er - een gastoptreden met Tom Jones en een blitzbezoek aan een Gainsbourgtribute niet te na gesproken - het zwijgen toe.

Nu, elf jaar later, is er eindelijk de derde plaat die na veel wikken en wegen Third werd genoemd. Elf nieuwe nummers in elf jaar tijd. Je kunt niet zeggen dat Portishead zich uit de naad heeft gewerkt, maar het zijn wel stuk voor stuk briljante nummers. Nog beter: op het hartverscheurende 'Hunter' na (if i would fall would you hold me/or would you pass me by) rekent Third ondubbelzinnig af met het verleden. Wég zijn de referenties aan film noir. Weg zijn de krakende samples en kabbelende soundscapes.

De nieuwe Portishead klinkt robuuster, agressiever. Het verpletterende 'Machine Gun' (de titel dekt de lading volledig) klinkt als een mokerslag pal op je neus en geeft een idee van hoe een bastaardkind tussen Kraftwerk en Nine Inch Nails zou klinken. Gek hoe de frêle stem van Gibbons in deze stormachtige omgeving overeind blijft. 'We Carry on' beweegt op het ritme van een stoomtrein, speelt blieps tegen electronica uit en doet - ondanks dat surfgitaartje - zowaar aan het meest intense van dEUS denken. Elders, in 'Deep Water' en in afsluiter 'Threads' kantelt de plaat dan weer richting folk, flitsen Woody Guthrie en Patsy Cline je even voor de geest. Er tokkelt zowaar een ukelele langs.

Elf jaar heeft het geduurd, een eeuwigheid in de popmuziek. Maar hoe onwaarschijnlijk dat ook klinkt: het was het wachten waard. (Universal) (Bart Steenhaut) (****)






cd Michael Kiwanuka – Home Again

Michael Kiwanuka – Home Again

Bron: Writteninmusic.com 13 Maart 2012

Na het uitbrengen van enkele fraaie EP’s en de verkiezing tot winnaar van de BBC Sound of 2012 waren de verwachtingen voor het debuutalbum van Michael Kiwanuka terecht hoog gespannen. Gelukkig worden die ook volledig ingelost op Home Again, een puur en tijdloos klinkend soul-folkalbum dat zelfs na vele draaibeurten blijft boeien en steeds dieper onder de huid kruipt.
Natuurlijk had de in Londen woonachtige singer-songwriter zijn perfecte visitekaartje afgeleverd met de vorig jaar uitgebrachte EP Tell Me A Tale, waarop naast de imponerende titelsong ook de op het album aanwezige prachtsong Worry Walks Beside Me stond.
Met zijn warme, emotievolle stemgeluid grijpt Michael Kiwanuka regelmatig terug op het rijke soulgeluid uit de jaren zestig en zeventig. Zijn grootste muzikale referentie is Otis Redding, wiens outtake-versie van Sitting On The Dock Of The Bay hij hoorde toen hij een gratis cd, bijgevoegd bij het Engelse muziekmagazine Q luisterde. Ook de soulinvloeden van zijn andere helden Bill Withers, Curtis Mayfield en Terry Callier klinken duidelijk door in zijn songs. Toch staat niet alleen de soul aan de basis van dit prachtige debuutalbum. Een goede vriend van Michael gaf hem een boxset van Bob Dylan waar hij zo van onder de indruk was dat het hem inspireerde om ook zelf krachtige, urgent klinkende folksongs te schrijven, zichzelf begeleidend op de akoestische gitaar.
Puur voor de lol en de eigen muzikale ontwikkeling begon de jonge Kiwanu, na het vele spelen in jazz-funk jamsessies met collega-muzikanten, zelf songs te schrijven. Nadat hij een aantal demo’s had opgenomen en had verspreid, werd hij door een aantal enthousiaste mensen aangemoedigd om maar vooral veel op te treden om een nog groter publiek te bereiken. Paul Butler van de band The Bees was één van deze enthousiastelingen en hij stelde voor zijn debuut EP te produceren. Na Tell Me A Tale volgden in 2011 nog de EP I’m Getting Ready en begin dit jaar de EP Home Again. Daarmee werd meteen het solide fundament gelegd voor het debuutalbum Home Again.
Het album begint meteen overtuigend met Tell Me A Tale, dat nu al kan worden aangemerkt als nieuwe soulklassieker. Met een geweldige melodielijn, een op Afrobeat gebaseerd blazersarrangement en zijn overtuigend klinkende, warme stemgeluid, weet Michael al vanaf de eerste tonen te imponeren. Meteen gevolgd door de eveneens sterke tweede single I’m Getting Ready, één van de vele hoogtepunten van het album. Want Home Again luistert  namelijk als een zeer constante conceptplaat die zowel vanwege het ontspannen karakter als de emotionele diepgang indruk blijft maken.  Of het nu het vrolijk klinkende I’ll Get Along is, het jazzy, met subtiele koortjes ondersteunde Bones, de meeslepende titeltrack of het emotionele Always Waiting, bijna alles wat Michael Kiwanuka ‘aanraakt’ veranderd in goud, of in ieder geval in zilver. I Won’t Lie luidt de laatste trits in van dit geweldig mooie album en is ook al weer zo’n intense song. Any Day Will Do Fine en Rest zijn voorbeelden van het bedoelde zilverwerk maar slotstuk Worry Walks Beside Me is weer het toonbeeld van een 24 karaat gouden soulfolk-song, waar hij patent op schijnt te hebben.
Net als de vorige winnaar van de BBC Sound-verkiezing 2011, Adele, denk ik dat ook Michael Kiwanuka een oude ziel in een jong lichaam vertegenwoordigd en net als haar een grote muzikale toekomst tegemoet gaat. Home Again is in ieder geval een prachtige aanzet tot een glansrijke carrière.

cd Elbow - The Seldom Seen Kid

Elbow - The Seldom Seen Kid



Bron: De Morgen 23 April 2008

Het Britse gezelschap Elbow belichaamt de creativiteit en de inventiviteit van hun thuishaven Manchester. Het vijftal rond zanger Guy Garvey maakt geen hapklare muziek, maar de heren zijn meesters van het tweede gezicht. Ook hun vierde cd is bestand tegen ontelbaar veel draaibeurten.

Elbow wordt steevast in één adem met Radiohead en Coldplay genoemd. De groep heeft de maturiteit van de ene band en is even melodieus als de andere. Het gezelschap kwam zeven jaar terug voor het eerst in de kijker, maar bestond toen al tien jaar.

Sinds 2001 brachten ze drie full-cd's uit en het leverde hen heel wat fans in onze contreien op. Garvey valt zelfs te horen op de nieuwste cd van dEUS. Na een stilte van ruim twee jaar is de groep er terug. De hoofdrol is duidelijk weggelegd voor de prachtige stem van Guy Garvey, een vriendelijke teddybeer met een groot talent voor taal.

Hij dropt in het veelmazige muzikale net van zijn bandmaats vooral verhalen over liefde, leven en verlies. Een van de gedaantes van de dood is The Seldom Seen Kid, de bijnaam van een overleden vriend. Die speelt onder meer de hoofdrol in 'Grounds for Divorce', zowat de enige song die naar uptempo neigt. In het nummer zingt Garvey over "a hole in my neighbourhood", een café waar het titelpersonage vaak kwam. Qua ritmesectie refereert het liedje aan Led Zeppelin en komt de bekende samenzang van de groep mooi aan bod. Het is echter op de gedroomde single 'One Day like This' dat ze die troef (denk maar aan 'Forget Myself') volledig uitspelen, in combinatie met een stel machtige strijkers.

Violen komen trouwens wel meer voor op deze plaat, die verder elementen bevat uit het Franse chanson (in het hilarische 'An Audience with the Pope'), flamenco ('The Bones of You') en zelfs avant-garde zoals in de gewaagde opener 'Starlings'. Wie op zoek is naar een bloedmooie ballad zoals 'Switching Off' (een van de tien nummers die John Cale naar een onbewoond eiland wil meenemen) wordt ook niet teleurgesteld.

'Weather to Fly' is namelijk het soort song dat ogen wazig en kelen kurkdroog maakt. Een absoluut hoogtepunt. De plaat bevat slechts één tegenvaller en dat is het Cole Porterachtige duet 'The Fix' met Richard Hawley. Het is wel knap in elkaar gezet, maar te veel vaudeville. De rest raakt des te meer. Muzikale meerwaardezoekers weten dat ze bij deze band voor vele maanden onder dak zitten. (Fiction)(Koen De Meester) (****)



cd Vampire Weekend - Vampire Weekend

Vampire Weekend - Vampire Weekend

Bron: alternative.blog.nl/album-van-de-week

Daar is 'ie dan: het eerste essentiele debuutplaatje van het jaar. Afkomstig van een band die ons de komende jaren nog heel vaak heel gelukkig zal maken, zonder meteen optredens te moeten geven in grote, kille bierhallen. Een verzameling van elf op het eerste gehoor bedrieglijk eenvoudige doch pakkende popliedjes in een dik half uur, gemaakt door vier intelligente New Yorkse studenten die zich naar de Z-film Vampire Weekend hebben genoemd. Ook al is 2008 nog maar een maand oud, Vampire Weekend komt nu al met de tegelijkertijd slimste, leukste en meest spontane indiepopplaat in tijden aan zetten.
Na meerdere keren draaien is de volgende vergelijking bijna onontkoombaar: Paul Simon's Graceland uit 1986 meets The Strokes' Is This It? van vijftien jaar daarna. Ofwel:  popmuziek met Afrikaanse en Caribische gitaarlijnen en riffs op opzwepende ritmes (een beetje à la het Senegalese Orchestra Baobab), in liefdevolle omhelzing met blanke, indierockliedjes en de opwinding die dat Strokes-debuut je deed voelen. Minus de vuigere klank van The Strokes dan. want zanger/gitarist Ezra Koenig heeft geen distortionpedaal. Zijn kristalheldere gitaarspel lijkt regelrecht uit Senegal te komen.
Een extraatje zijn dan de klassieke arrangementen met violen en en klavecimbel die volkomen spontaan doch ingenieus opduiken in liedjes als M79 of Walcott. Deze en andere liedjes lijken zo simpel in elkaar te steken, maar na een paar keer draaien hoor je pas echt hoe verrekte knap alles in elkaar steekt. Dat is ook de rol van de keyboards, die net zo goed een belangrijke inbreng hebben.
Laat je door deze Graceland vs. Is This It?-referentie om je een beeld te geven van het geluid ook weer niet foppen of van de wijs brengen. Want Vampire Weekend klinkt door dat mengsel wel heel eigenzinnig, fris, fruitig, springerig en vrolijk. Wat dat betreft zijn de singles Mansard Roof en A-Punk al perfecte voorproefjes geweest.
En dat zijn dan niet eens echte meezingers zoals One (Blake's Got A New Face) en de ingetogen afsluiter The Kids Don't Stand A Chance dat wel zijn. Dat de stem van zanger Ezra Koenig op sommige momenten intussen griezelig veel weg heeft van die Paul Simon (hij weer!), doet gek genoeg niets af aan de eigenheid van dit bandje.
Want wat uiteindelijk nog het allerknapste is: deze verfrissende exotische indiepopcocktail klinkt ondanks alle invloeden en ideetjes van begin tot eind zo spontaan en volslagen vanzelfsprekend, dat honderden en honderden andere bandjes er stikjaloers van mogen worden. De zeer ontspannen achteloosheid waarmee Vampire Weekend dit debuut lijkt te hebben gemaakt, is misschien nog wel de grootste kracht van dit immens verslavende debuut. Hier kun je makkelijk mee vooruit tot en met het jaargetijde waar deze plaat eigenlijk bij past: de zomer. En nog vele zomers daarna. Klassieker in spé?



woensdag 13 februari 2013

cd Wilco - Wilco

Wilco - WIlco


Bron: Krenten uit de Pop 28 Juni 2009

De nieuwe cd van Wilco heet simpelweg Wilco, hier en daar voorzien van de toevoeging (The Album). Titelloze albums zijn vaak debuten of platen die een nieuwe fase in de carrière van een band inluiden, maar beiden heeft Wilco al lang achter zich liggen. Wilco debuteerde ruim 14 jaar geleden met A.M., waarop de band nog stevig voortborduurde op het geluid van het roemruchte Uncle Tupelo waaruit het ontstond, en zette de wereld zes jaar later compleet op zijn kop met het onvolprezen en behoorlijk experimentele Yankee Hotel Foxtrot. Wilco, dat voor het gemak opent met Wilco (The Song), laat zich beluisteren als een verzamelaar van het werk van de band, maar dan met louter gloednieuwe songs. Op de zevende studioplaat van de band komt eigenlijk alles dat de vorige platen van de band rond voorman Jeff Tweedy zo aangenaam en bijzonder maakte nog eens voorbij. Er is oerdegelijke rootsrock, intieme alt-country en zonnige powerpop, maar ook de experimentele kant van Wilco wordt op de nieuwe plaat van de band niet vergeten, al zijn de toegankelijke popsongs op Wilco duidelijk in de meerderheid. Door het gevarieerde aanbod en het betrekkelijk lichtvoetige karakter van veel van de songs, maakt Wilco niet zoveel indruk als de band’s artistieke meesterwerk Yankee Hotel Foxtrot of het prachtige Being There, dat wat mij betreft de beste plaat van de band is, maar ook deze titelloze plaat van Wilco is er weer een van een niveau dat maar door weinig bands wordt gehaald. Wilco kent een aantal wat zwakkere momenten, maar hiertegenover staan momenten die behoren tot het beste dat de band tot dusver heeft opgenomen. De nieuwe Wilco heeft, net zoals zo ongeveer alle andere platen van de band, wat tijd nodig om te groeien, maar wanneer je deze plaat eenmaal een paar keer hebt gehoord zal het aantal favorieten per luisterbeurt stijgen. Wilco is zeker niet de beste cd van deze inmiddels legendarische band, maar het is nog altijd een cd die een keurig rapportcijfer verdient en bovendien een stuk beter is dan het merendeel van de overige releases van het moment. 


cd Mumford & Sons - Sigh No More

Mumford & Sons - Sigh No More


Bron± Krenten uit de Pop 09 December 2009

 De Britse band Mumford & Sons trok de afgelopen weken dankzij een aantal overweldigende live optredens flink wat aandacht en lijkt hard op weg om uit te groeien tot één van de meest veelbelovende nieuwe bands van 2009, iets wat de BBC overigens precies een jaar geleden al feilloos wist te voorspellen. Sigh No More, het debuut van de band uit Londen, heb ik al enige tijd liggen, maar dankzij de associatie met een stokoude tv-serie uit de vroege jaren 70 (Sanford And Son) was ik om onduidelijke redenen niet erg benieuwd naar de verrichtingen van dit Britse viertal. Nieuwsgierig geworden door alle positieve berichten over de memorabele live optredens van Mumford & Sons, heb ik Sigh No More toch maar eens in de cd speler gestopt en was vervolgens heel snel om. Mumford & Sons maakt op haar debuut popmuziek vol invloeden uit de Amerikaanse rootsmuziek. Sigh No More is een toegankelijke folkpopplaat, maar klinkt dankzij de invloeden uit de country, bluegrass, rock en vooral folk lang niet zo vrijblijvend als je op het eerste gehoor zult vermoeden. Het recept dat Mumford & Sons gebruikt is betrekkelijk eenvoudig. De meeste songs op Sigh No More openen betrekkelijk ingetogen, maar bouwen langzaam op naar een climax. De rauwe en rasperige zang van Marcus Mumford en met name de prachtige harmonieën van de vier leden van de band, stoken het vuur zo nu en dan flink op en zorgen, in ieder geval bij mij, voor een gevoel van euforie. Mumford & Sons is niet vies van rijke arrangementen en met name wanneer de banjo’s en de mandolines alles uit de kast halen dreigt overdaad, maar op één of andere manier weet de band dit steeds net te voorkomen. Waar platen met invloeden uit de bluegrass, country en folk meestal inspireren tot treurige gedachten is Sigh No More een eersteklas feel-good plaat. Een plaat die dankzij de donkere tonen op zich mooi kleurt bij het herfstweer van de afgelopen dagen, maar je tegelijkertijd het gevoel geeft dat de zon weer gaat schijnen en de lente is begonnen. Heerlijk! Erwin Zijleman


 

cd Tom Waits - Glitter And Doom Live

Tom Waits - Glitter And Doom Live


Bron± Krenten uit de Pop 24 November 2009

Live albums zijn vaak overbodige tussendoortjes die uiteindelijk slechts beperkt houdbaar blijken te zijn, maar er zijn ook muzikanten aan wie je een live album wel kunt toevertrouwen. Na de twee (!) uitstekende live albums die Leonard Cohen dit jaar al heeft uitgebracht, is het wederom een ouwe rot in het vak die weet te imponeren met een live plaat die er toe doet: Tom Waits. Helemaal als een verrassing komt dit natuurlijk niet. Tom Waits maakte in zijn beginjaren al eens een live album (Nighthawks At The Diner uit 1975) dat behoort tot het zeer selecte stapeltje klassieke live platen en ook Big Time uit 1988 was veel beter dan de gemiddelde live plaat. Glitter And Doom Live is de derde live cd in het inmiddels imposante oeuvre van Tom Waits en het is er wederom een die er absoluut toe doet. Op Glitter And Doom Live is materiaal te horen dat werd opgenomen tijdens de gelijknamige tour die Waits in 2008 volop bezig hield. De nadruk ligt op het recentere werk van Tom Waits, maar ook uitstapjes richting het verre verleden worden gelukkig niet geschuwd. Iedereen die Tom Waits wel eens live aan het werk gezien heeft, weet dat de muziek van Tom Waits op het podium nog veel beter tot zijn recht komt dan op de plaat. Bovendien staat Waits bekend om de bijzondere bewerkingen die zijn songs op het podium krijgen, waardoor deze songs soms vrijwel onherkenbaar zijn. Ook Glitter And Doom Live blijkt een feest van herkenning en een feest van het ontbreken van herkenning. Waits laat zich op het podium bijstaan door een werkelijk fantastische band, die zowel uiterst subtiel kan spelen als een ongelooflijke bak herrie kan maken. Tom Waits past zich hierop aan als een muzikale kameleon en schotelt afwisselend ingetogen folky ballads, uiterst rauwe en stampende blues en theatrale potten en pannen muziek voor. Het is muziek die overrompelt door de intensiteit en hierbij maakt het niet eens zoveel uit of Waits alles uit de kast trekt, funkt als James Brown in zijn beste dagen of je diep in het hart raakt met een uiterst sobere ballad. Van zijn zeer karakteristieke stemgeluid moet je houden, maar als je er van houdt is het live vrijwel onweerstaanbaar. In een aantal van de 17 songs op blijft Waits betrekkelijk dicht bij de originelen, maar bij een aantal andere songs moest ik flink nadenken. Natuurlijk kan het niet op tegen Tom Waits in levende lijve op het podium zien, maar Glitter And Doom Live is zeker gezien de schaarste van zijn live optredens een waardig alternatief. De jaren beginnen voor Tom Waits inmiddels aardig te tellen, maar afgaande op de kwaliteit van Glitter And Doom durf ik wel te voorspellen dat Tom Waits nog wel even mee kan en vooralsnog een klasse apart zal blijven. Erwin Zijleman