Jeff Buckley - Grace
(1994)
Bron: 8weekly
Aan het begin van zijn carrière speelt Buckley in verschillende bands tot hij door Herb Cohen, de voormalige manager van zijn vader, wordt benaderd om een demo op te nemen. Kort daarna beleeft hij zijn eerste publieke optreden bij een concert ter ere van zijn vader in 1991. Met dit optreden weet hij de aandacht te trekken van verschillende platenmaatschappijen. In de daaropvolgende jaren treedt Buckley veel op in het clubcircuit van New York met een combinatie van covers en eigen nummers. Uiteindelijk weet Columbia Records de talentvolle artiest, die inmiddels door meerdere platenmaatschappijen wordt begeerd, te tekenen in 1992. Een jaar later komt met de EP Live at Sin-é het eerste wapenfeit van de jonge artiest in de schappen.
Werken aan het debuut
Samen met zijn begeleidingsband en de producer Andy Wallace - die twee jaar eerder Nirvana's Nevermind produceerde - brengt Buckley in 1994 zijn debuutalbum Grace uit. Hoewel het tien nummers tellende album door critici wordt bejubeld, blijft de verkoop in eerste instantie achter bij de positieve woorden van de pers en collega's. Centraal in de muziek staan de gitaarklanken en de zang van Buckley zelf. Het is een ander geluid in vergelijking met de muziek van de jaren ervoor.
Hij laat zien dat hij zijn eigen sound tot in perfectie heeft uitgewerkt en weet dat op de plaat goed over te brengen. Het gitaargeluid van de Amerikaan is complex: Buckley kiest lastige onverwachte akkoorden en stelt verrassende arrangementen samen. Zonder dat het geforceerd klinkt weet hij indrukwekkende gitaarpartijen te spelen. De souplesse waarmee hij dit doet is ongekend. Ook heeft Buckley - zeker voor de popmuziek - een indrukwekkend soepele stemband. Zonder dat het onzuiver wordt weet hij zeer beheerst in nummers van hoog naar laag te switchen.
Emotionele snik
Op Grace laat Buckley een variëteit aan stijlen horen; van een stevig rockgeluid tot ingetogen nummers. Hardere tracks als ‘Eternal Life' en 'Grace' liggen in het verlengde van de rockmuziek van jaren zeventig en tachtig van bands als Buckely's grote voorbeeld Led Zeppelin. Op nummers als 'So Real' en 'Lover, You Should've Come Over' drukt Buckley zijn eigen stempel het sterkst met cleane gitaarklanken en heen en weer dansende vocalen. Op het album staan drie covers. Het veel gecoverde 'Hallelujah' van Leonard Cohen is in de versie van Buckley nog krachtiger door de emotionele snik in zijn stem. Het klassieke 'Corpus Christi Carol' lijkt op het eerste gehoor misschien een vreemde eend in de bijt, maar zorgt - zeker na meerdere draaibeurten - voor een krachtig rustpunt op de cd. Ook 'Lilac Wine' is een cover.
Het muzikale hoogtepunt van het album is 'Last Goodbye'. Een nummer met een perfect samenspel en met misschien wel de beste opbouw in een nummer ooit geschreven. Binnen een minuut wordt op sublieme wijze toegewerkt naar de ontknoping in het nummer. Zowel de gitaarklanken als het stemgeluid van Buckley geven de muziek een unieke stempel mee. De keerzijde hiervan is wel dat de muziek voor een breed publiek - zeker op het eerste gehoor - moeilijk toegankelijk is. Waarschijnlijk is dit ook de reden waarom de verkoop niet van meet af aan glansrijk verliep. Het is complexe muziek die vaker beluisterd moet worden om goed tot de luisteraar door te dringen.
Het noodlot slaat toe
Na een internationale promotietour van anderhalf jaar begint Buckley in 1996 aan een opvolger van zijn debuut te schrijven. De cd moet de titel My Sweetheart the Drunk krijgen. De producer voor het album is Tom Verlaine, maar na drie sessies vervangt Buckley hem. Uit onvrede over het materiaal wordt Andy Wallace, dezelfde producer als voor Grace, wederom gevraagd. Nog voor de eerste sessies met Wallace kunnen aanvangen, slaat het noodlot toe. In Memphis aangekomen op 29 mei 1997 voor opnamesessies, gaat Buckley met kleding aan en al zingende zwemmen in de Mississippi rivier. Roadie Keith Foti blijft aan wal. Buckley - overigens niet onder invloed van alcohol of drugs - onderschat de sterke stroming en gaat kopje onder. Enkele dagen later wordt hij dood aangetroffen.
Na Buckleys dood wordt postuum nog zijn onaffe tweede album uitgebracht onder de naam Sketches (for My Sweetheart the Drunk). Op de plaat, die onder meer wordt samengesteld door moeder Guilbert en vriend Chris Cornell, staan de sessies met Verlaine en vier-sporen opnames van Buckley zelf. Het album is zeker niet slecht, maar het ontbreekt hoorbaar aan afwerking en de scherpte en souplesse die Grace wel heeft. Na verloop van tijd besluit de moeder van Buckley, die duidelijk een slaatje wil slaan uit de dood van haar zoon, ook nog stapels met live-cd's de wereld in te slingeren. Het is aardig materiaal, maar herinnert slechts aan wat Buckley bij leven allemaal nog had kunnen betekenen voor de muziekwereld. Zijn unieke geluid heeft veel bands beïnvloed, zoals Radiohead, Coldplay, Muse, Starsailor en Damien Rice. Naast zijn onbetwiste muzikale kwaliteiten heeft zijn tragische overlijden absoluut bijgedragen aan zijn cultstatus. Het is een gemis voor de muziekwereld dat de ongekend getalenteerde Buckley niet meer albums heeft kunnen uitbrengen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten